Geldzaken van de V.O.C
Om aan geld te komen, konden alle inwoners van de republiek tot en met 31 augustus 1602 bij elke kamer (Amsterdam, Zeeland, Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen) schriftelijk vastleggen hoeveel geld ze in de VOC wouden beleggen, dat vervolgens in termijnen betaald kon worden.De verdeling van de activiteiten over de kamers, zoals de bouw en uitrusting van schepen of de in- en verkoop van goederen, werd nauwkeurig vastgelegd: Amsterdam de helft, Zeeland een kwart en de overige kamers ieder een zestiende. Een kamer werd bestuurd door bewindhebbers.
Een aandeel in de investering dat bijvoorbeeld in de kamer van Amsterdam in de boeken stond, kon vrijelijk verhandeld worden, maar het kon niet bij een andere kamer worden ingeschreven. Op die manier kreeg elke kamer een vast eigen aandeel in de VOC. Alleen al in Amsterdam legden 1143 investeerders geld in. In totaal werd er ruim 6,4 miljoen gulden in de VOC belegd.
Binnen de Aziatische nederzettingen en het door de V.O.C gecontroleerde gebied regelde de compagnie bestuur en rechtspraak. Er werd handel gedreven met verschillende landen waar lange tijd de meeste winst werd gemaakt. De VOC ging vaak op ontdekkingsreizen in de hoop op snellere verbindingen, nieuwe handelscontacten en producten. Ze deden ook taalonderzoek met de bedoeling het christelijk geloof onder de aandacht van de plaatselijke bevolking te brengen. Op het toppunt van de V.O.C’s macht had de VOC 25.000 werknemers in Azië in dienst. In Nederland had de VOC zo'n 3.000 personeelsleden en indirect waren in de toelevering velen er economisch afhankelijk van.
De VOC had veel te lijden door de 4e Engelse Oorlog (1780-1784), omdat toen door de Engelsen meerdere handelsposten ingenomen werden en volle handelsschepen gekaapt werden. De verliezen worden gegokt op mogelijk zestig miljoen toenmalige guldens. Tijdens de Bataafse Republiek werd het bedrijf in maart 1795 genationaliseerd. De schuld bedroeg een jaar later 120 miljoen gulden die de staat overnam. Het octrooi werd nog tweemaal verlengd om de lopende zaken af te handelen. De VOC hield officieel op te bestaan op 31 december 1799.